Viool

Een viool is een strijkinstrument dat behoort tot de familie van de strijkers (samen met de altviool, cello en contrabas). Het is het kleinste en hoogste instrument in die familie en wordt vaak beschouwd als het meest virtuoze.

Kenmerken van de viool:

  • Bouw:

    • De klankkast is meestal van esdoorn en sparrenhout.

    • Ze heeft een elegante, gebogen vorm en is ongeveer 60 cm lang (waarvan de corpus rond 35 cm).

    • De boven- en onderblad worden verbonden door de zijkanten (krans).

    • Binnenin bevindt zich een klankpost en een basbalk die de klank ondersteunen.

  • Snaren:

    • De viool heeft vier snaren die meestal gestemd zijn op G–D–A–E (van laag naar hoog).

    • Vroeger waren snaren van schapendarm, tegenwoordig vaak van staal of kunststof met een metalen winding.

  • Strijkstok:

    • Wordt bespannen met paardenhaar.

    • De speler strijkt met de stok over de snaren om geluid te maken.

  • Klank:

    • Helder, warm en veelzijdig.

    • Geschikt voor zowel solospel, orkestmuziek als kamermuziek.

    • De viool kan zowel zeer lyrisch als virtuoos klinken.

  • Speelwijze:

    • De viool rust op de linkerschouder en wordt met de kin vastgehouden.

    • De linkerhand drukt de snaren in op de toets, terwijl de rechterhand met de strijkstok de snaren laat trillen.

    • Ook pizzicato (plukken met de vingers) is mogelijk.

Gebruik:

  • Onmisbaar in klassieke muziek (symfonieorkest, kamermuziek, soloconcerten).

  • Veel gebruikt in volksmuziek (bijvoorbeeld Ierse fiddle, zigeunermuziek).

  • Tegenwoordig ook in jazz, pop en filmmuziek.